Metafysica en het werkelijke leven

Metaphysics is a restaurant where they give you a thirty-thousand-page menu and no food.

Robert Pirsig – Lila. An inquiry into morals.

Metafysica houdt zich met vragen over de werkelijkheid die niet op een empirische manier te beantwoorden zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om filosofische vragen over wetenschappelijke fenomenen, zoals ‘Wat is tijd?’, ‘Wat is zijn?’, ‘Bestaan getallen?’ en ‘Bestaat oorzaak en gevolg?’.

Een voorbeeld

‘Wat is God?’ is ook een voorbeeld van zo’n metafysische vraag. Mijn bachelorscriptie voor Religiewetenschappen schreef ik over de betekenisvolheid van het concept ‘God’. Of ‘God’ betekenis heeft, hangt af van het perspectief dat je inneemt op wat ‘God’ is. Wetenschappelijk gezien is er van het concept ‘God’ bijvoorbeeld weinig overgebleven. De rol van ‘God’ is door allerlei andere (natuurwetenschappelijke) theorieën overgenomen. Dan kan God alleen maar het gat vullen dat nog niet natuurwetenschappelijk te verklaren is: the God of the gaps.

Dat is echter maar één context waarin ‘God’ gebruikt wordt. In andere contexten, zoals binnen het religieuze discours, heeft ‘God’ namelijk wel degelijk betekenis. De vraag of en hoe ‘God’ bestaat is hier niet eens relevant. Dit geldt ook voor het dagelijks leven van veel gelovigen. De betekenis die God hierin heeft, valt of staat niet met zijn bestaan. Veiligheid, zekerheid, zingeving zijn voorbeelden van een dergelijke invulling van de alledaagse betekenis van het concept ‘God’.

De zinnigheid van metafysica

Op zo’n zelfde manier kun je bij andere metafysische vragen twijfelen over zinnigheid. Maakt het uit of getallen bestaan, wanneer je ze in het leven van alledag zo vaak gebruikt? Is het echt nodig om precies te weten wat tijd is als we allemaal ervaren dat het dag en nacht is, dat er bepaalde seizoenen en dat dit zich in een cyclus herhaalt?

Ik vind metafysica interessant en irritant tegelijk. Voor mij is het de vraag of metafysica een zinnige activiteit is en of filosofie gerechtvaardigd is om bezig te zijn met metafysica. Je kunt allerlei theorieën en systemen bedenken om te proberen om de werkelijkheid waarin je leeft te vatten. Maar we hoeven niet te weten wat de werkelijkheid, we moeten ermee leren omgaan.

Al bijna vijf jaar doorkruis ik heel Arnhem op de fiets om wiskundebijles te geven aan middelbare scholieren van alle niveaus en jaarlagen. Naast wiskunde, filosofie en bergbeklimmen is fietsen dan ook een vast onderdeel van mijn leven geworden. Het is voor mij een soort moment van reflectie en bezinning. In navolging van Robert Pirsigs Zen and the art of motorcycle maintenance schrijf ik hier dan ook over wiskundige en filosofische bespiegelingen en fietsen. Voor deze blog liet ik me inspireren door een citaat uit zijn boek “Lila. An inquiry into morals”.

De teksten in deze serie blogs zijn tot stand gekomen met behulp van Heleen Janssens / Schoonschrift.

Share Button

Begeleiding bij WisCAT: “Op de middelbare school was ik al niet goed in wiskunde”

De WisCAT, de rekentoets op de pabo

Op de middelbare school was ik al niet goed in wiskunde,” zo vertelde de moeder van een van mijn bijlesleerlingen me een jaar geleden. Toen, op haar vijfenveertigste, had ze besloten om het roer om te gooien en aan de pabo te gaan studeren. Het enige obstakel daarbij was de WisCAT, een computergestuurde, adaptieve toets die vaststelt of je over voldoende rekenvaardigheden beschikt voor het eerste jaar van de pabo. Deze toets bestaat uit verschillende onderdelen, zoals hoofdrekenen, basisvaardigheden rekenen, breuken, procenten en verhoudingen, meten en meetkunde en informatieverwerking. Het is een toets op maat, want het programma kijkt je antwoorden meteen na en past de vragen vervolgens aan op jouw vaardigheid. Ze vroeg of ik haar kon begeleiden bij de voorbereiding op deze toets.

Ik zei haar wat ik ook altijd zeg tegen de middelbare scholieren die ik bijles geef: dat ik ervan overtuigd ben dat iedereen wiskunde kan. “Bovendien,” zo voegde ik eraan toe, “je mag er best vanuit gaat dat je abstracte denkvermogen veel meer ontwikkeld is nu je volwassen bent. Dus ook al was je op de middelbare school niet zo goed in wiskunde en rekenen, dat betekent niet dat je er nu niet in goed in bent.

Oefenen, oefenen, oefenen

Of het nou gaat om een wiskundetoets op de middelbare school, een WisCAT op de pabo of een GMAT voor het bedrijfsleven: het allerbelangrijkste om de toets te halen, is veel oefenen. Dat kan nog wel eens een uitdaging zijn, als je ook kinderen hebt, en een studie moet volgen, en een stage hebt waar je al heel veel tijd aan kwijt bent. En als je al zeker zo’n twintig jaar niet met wiskunde bezig bent geweest. Dan is het nog wel wat, dat er ook nog eens van je verwacht wordt dat je zelfstandig twee rekenboeken doorleest en al die droge stof probeert te onthouden en er ook nog eens mee moet oefenen.

Mijn ervaring is dat volwassen vaak niet meer weten wat ze allemaal weten als het om wiskunde gaat. Juist omdat het al zo’n tijd geleden is dat ze ermee bezig waren. Het werkt dan prettig om begeleiding te hebben bij het voorbereiden voor zo’n toets als WisCAT. Iemand die met jou opdrachten doorloopt en tips, tricks en regels laat zien om om bepaalde opgaven aan te pakken. Iemand die met korte voorbeelden kan illustreren hoe bepaalde rekenkundige kwesties in elkaar zitten.

Kun je me binnenkort weer helpen bij het voorbereiden van de volgende WisCAT?” appte ze me laatst. Om haar opleiding aan de pabo af te kunnen ronden, moet ze de toets namelijk nog een keer maken en er dit keer een acht voor halen.

Begeleiding WisCAT nodig?

Naast bijles wiskunde en rekenen aan middelbare scholieren geef ik ook training aan volwassen en studenten die voor hun opleiding aan de pabo de door het Cito opgestelde WisCAT moeten maken. Samen doorlopen we verschillende rekenkundige vraagstukken. Dit kan zowel online begeleiding zijn of aan huis in regio Arnhem. Tarief: €45,00 per uur. Klik hier om meer te lezen over mij en de bijlessen die ik geef.

Share Button

Over puzzelstukjes en fietsen repareren

De wereld als een chaos van niet passende puzzelstukjes

The world comes to us in an endless stream of puzzle pieces that we would like to think all fit together somehow, but that in fact never do.

Robert Pirsig – Lila. An inquiry into morals

Net als Phaedrus, de hoofdpersoon in de boeken van Robert Pirsig, ervaar ik het leven als een constante chaos. Een eindeloze stroom van puzzelstukjes die nooit helemaal in elkaar blijken te passen. Phaedrus probeert houvast te vinden door een bepaalde metafysica te creëren. Ik probeer houvast te creëren door mijzelf te verdiepen in wiskunde, logica en taalfilosofie. En door mijn fiets te onderhouden. Daarmee zorg ik voor helderheid en structuur in mijn leven.

Hoe erg is het uiteindelijk als alle puzzelstukjes waaruit het leven bestaat, niet bij elkaar blijken te passen? Neem bijvoorbeeld een fiets. Een nieuwe, perfect afgestelde fiets fietst fijn. Dat voel je. Maar die fijnheid zal van korte duur zijn, want de meeste fietsen krijgen na verloop van tijd kleine gebreken. Vuil in de ketting, banden die opgepompt moeten worden, een rem die niet zo goed meer werkt. Dat merk je wel, maar je kunt prima verder fietsen. Ook al zijn niet alle fietspuzzelstukjes perfect kloppend. Daar kun je je heel erg druk om maken, maar dat hoeft niet. In het leven kun je prima doorfietsen met kleine imperfecties.

Puzzelen als houvast

Ik zag het leven lange tijd als een fiets waar telkens wat aan mankeerde. Een constant verval tot chaos: de kapotte onderdelen van mijn fiets en mijn leven, die ik constant moest repareren en die nooit perfect zouden worden. Nu probeer ik daar het mooie van in te zien. Het blijven repareren is irritant, maar het geeft wel houvast.

En zoals ik mijn fiets werkend houd door hem goed te onderhouden, zo houd ik mijn geest scherp door me te verdiepen in wiskunde, logica en taalfilosofie. Daarmee kan ik orde brengen in mijn eindeloze gedachtenstroom. Daarmee houd ik het verval bij en geef ik mezelf richting.

Al bijna vijf jaar doorkruis ik heel Arnhem op de fiets om wiskundebijles te geven aan middelbare scholieren van alle niveaus en jaarlagen. Naast wiskunde, filosofie en bergbeklimmen is fietsen dan ook een vast onderdeel van mijn leven geworden. Het is voor mij een soort moment van reflectie en bezinning. In navolging van Robert Pirsigs Zen and the art of motorcycle maintenance schrijf ik hier dan ook over wiskundige en filosofische bespiegelingen en fietsen. Voor deze blog liet ik me inspireren door een citaat uit zijn boek “Lila. An inquiry into morals”.

De teksten in deze serie blogs zijn tot stand gekomen met behulp van Heleen Janssens / Schoonschrift.

Share Button

Creativiteit bij wiskunde

One can examine intellectual realities the same way he examines paintings in an art gallery, not with an effort to find out which one is the “real” paining, but simply to enjoy and keep those that are of value. There are many sets of intellectual reality in existence and we can perceive some to have more quality than others, but that we do so is, in part, the result of our history and current patterns of values.

Robert Pirsig – Lila. An inquiry into morals

Op de middelbare school worden de uitwerkingen van leerlingen bij het vak wiskunde beoordeeld op basis van berekening en correctheid. Naar de creativiteit die leerlingen inzetten om een oplossing voor het probleem te vinden, wordt meestal niet gekeken. De aanname is dat wiskunde nooit creatief kan zijn, en dat antwoorden of goed, of fout zijn.

Natuurlijk zal het zo zijn dat veel leerlingen met verkeerde antwoorden komen als creativiteit wordt meegewogen in de beoordeling. Met redeneringen en gedachtegangen die leuk klinken, maar het probleem niet oplossen. Maar hoe erg is dat? Ik geef mijn leerlingen soms een compliment bij een fout antwoord, als ze een vraagstuk op een interessante, creatieve manier hebben geprobeerd op te lossen. Daarna bespreken we andere manieren waarop ze de vraag of opdracht kunnen uitwerken.

Creativiteit: probleemoplossend denken

Een compliment geven voor creatief denkvermogen vind ik belangrijk, want de functie van wiskunde is het aanleren van probleemoplossend denken. Dat heeft niet per se met correctheid te maken. Verkeerde oplossingen bedenken is namelijk ook oplossingen bedenken. Dat vergt creatief kunnen denken. Leerlingen hebben niet alleen iets geleerd als ze meteen tot het juiste antwoord zijn gekomen. Ze leren ook als ze proberen om van een probleem tot een oplossing te komen en het dan eerst fout doen.

De creativiteit in denken benadrukken, laat wiskunde ook meer aansluiten op de realiteit van het leven. In ons dagelijks leven proberen we ten slotte ook van alles zonder te weten wat werkt. We proberen, maken fouten en leren daarvan.

Al bijna vijf jaar doorkruis ik heel Arnhem op de fiets om wiskundebijles te geven aan middelbare scholieren van alle niveaus en jaarlagen. Naast wiskunde, filosofie en bergbeklimmen is fietsen dan ook een vast onderdeel van mijn leven geworden. Het is voor mij een soort moment van reflectie en bezinning. In navolging van Robert Pirsigs Zen and the art of motorcycle maintenance schrijf ik hier dan ook over wiskundige en filosofische bespiegelingen en fietsen. Voor deze blog liet ik me inspireren door een citaat uit zijn boek “Lila. An inquiry into morals”.

De teksten in deze serie blogs zijn tot stand gekomen met behulp van Heleen Janssens / Schoonschrift.

Share Button

Filosofie en wiskunde: alles is argumentatie

You look at where you’re going and where you are and it never makes sense, but then you look back at where you’ve been and a pattern seems to emerge.”

Robert Pirsig – Zen and the art of motorcycle maintenance

Vaak heb ik het gevoel gehad dat ik maar wat deed ik mijn leven, maar als ik erop terugkijk zie ik toch een patroon. Op mijn achttiende ging ik religiewetenschappen studeren aan de Universiteit Utrecht. Ik vond religieuze verhalen en de verschillende geloofsvormen interessant, maar was vooral geïnteresseerd in het rationele aspect van religie.

Nieuwe thema’s bestuderen

Thuis discussieerden we vaak over het geloof, met name op zondag na de preek. Natuurlijk stond het geloof of het bestaan van god zelf niet ter discussie; we bespraken en becommentarieerden met name bepaalde dogma’s of leerregels en kwamen met argumenten waarom dit wel of niet kon kloppen. Die ruimte was er.

Ik volgde een aantal vakken waarin problemen binnen religies op een meer literaire, poëtische en filosofische manier werden aangepakt. Dat boeide me zo, dat ik besloot om ook filosofie te studeren. Een vakgebied waar het ook draait om argumentatie, maar dan over andere thema’s dan alleen religie.

Een overstap van filosofie naar wiskunde

De overstap van filosofie naar wiskunde was snel gemaakt, want ook wiskunde is argumentatie. Logica bijvoorbeeld bevindt zich op het snijvlak van filosofie en wiskunde. Bij logica bekijk je de structuren van het denken en de structuren van taal. Dus óók de structuren van correcte argumenten. En logica is weer een van de grondbeginselen van wiskunde.

Wiskunde kun je daarmee gebruiken als basis van de juiste argumenten om een theorie te bekrachtigen. Omdat we als mensen veel dingen niet zomaar zien, maar moeten beredeneren waarom iets zo is. Of het nou gaat om religieuze vraagstukken, maatschappelijke problemen of iets praktisch zoals de oppervlakte van een dak dat met dakpannen bedekt moet worden.

Als ik terugkijk op mijn leven, dan zie ik dat ik altijd op zoek was naar het hoe en waarom van dingen. Naar redeneringen en argumenten waarmee bepaalde theorieën of beweringen onderbouwd werden. Om vervolgens te onderzoeken hoe houdbaar deze argumentatie is.

Al bijna vijf jaar doorkruis ik heel Arnhem op de fiets om wiskundebijles te geven aan middelbare scholieren van alle niveaus en jaarlagen. Naast wiskunde, filosofie en bergbeklimmen is fietsen dan ook een vast onderdeel van mijn leven geworden. Het is voor mij een soort moment van reflectie en bezinning. In navolging van Robert Pirsigs Zen and the art of motorcycle maintenance schrijf ik hier dan ook over wiskundige en filosofische bespiegelingen en fietsen. Ik laat mij telkens inspireren door een citaat uit dit boek.

De teksten in deze serie blogs zijn tot stand gekomen met behulp van Heleen Janssens / Schoonschrift.

Share Button

De top bereiken en onvoldoendes halen

“Mountains should be climbed with as little effort as possible and without desire. The reality of your own nature should determine the speed. If you become restless, speed up. If you become winded, slow down. You climb the mountain in an equilibrium between restlessness and exhaustion. Then, when you are no longer thinking ahead, each footstep isn’t just a means to an end but a unique event in itself.”

Robert Pirsig – Zen and the art of motorcyle maintenance

Het verkeerde idee bestaat dat een leerling die een onvoldoende staat voor wiskunde geen wiskunde kan. Maar dat is niet zo. Een leerling die in havo 5 zit, heeft namelijk wiskunde geleerd tot aan havo 5. Daarom beheerst ze sowieso meer wiskunde dan een leerling uit het eerste leerjaar.

Onvoldoendes halen is niet hetzelfde als iets niet kunnen. Als een leerling een toets herkanst en het cijfer ophaalt van een 1 naar een 4, dan is dat nog steeds onvoldoende. Maar het is wel omhoog gegaan, dus er is iets geleerd. Voldoendes halen op de middelbare school is vooral dingen kunnen in een bepaald tempo. Ik haalde bijvoorbeeld vaak onvoldoendes voor mijn wiskundetoetsen, omdat ik wat ik moest leren pas drie maanden later echt begreep. Voor mijn examen had ik opeens een 7,6. Dat verbaasde zelfs meneer De Jager, mijn docent.

Bij bergklimmen geldt hetzelfde. Als je de top niet haalt, betekent dat niet dat je niet hoog bent gekomen. De top is ook maar een bepaalde hoogte, eentje waar je toevalligerwijs niet verder kunt. Elke stap is een stap verder. Dat maakt het interessant. Als je honderd meter hoger bent zie je de vallei en de top weer op een andere manier. Ik zou willen dat leerlingen dat meer inzien. Dat cijfers ook maar een etiket zijn dat op een bepaalde prestatie wordt geplakt, maar dat ze niets zeggen over de weg naar die prestatie. Voor mij gaat het bij leren niet om een groot einddoel, maar om een gestage ontwikkeling van kennis. Alle kleine dingen die je leert, zijn waardevol.

Al bijna vijf jaar doorkruis ik heel Arnhem op de fiets om wiskundebijles te geven aan middelbare scholieren van alle niveaus en jaarlagen. Naast wiskunde, filosofie en bergbeklimmen is fietsen dan ook een vast onderdeel van mijn leven geworden. Het is voor mij een soort moment van reflectie en bezinning. In navolging van Robert Pirsigs Zen and the art of motorcycle maintenance schrijf ik hier dan ook over wiskundige en filosofische bespiegelingen en fietsen. Ik laat mij telkens inspireren door een citaat uit dit boek.

De teksten in deze serie blogs zijn tot stand gekomen met behulp van Heleen Janssens / Schoonschrift.

Share Button

Waarom ik altijd op de fiets naar mijn bijlessen ga

In a car you’re always in a compartment, and because you’re used to it you don’t realize that through that car window everything you see is just more TV. You’re a passive observer and it is all moving by you boringly in a frame.

On a cycle the frame is gone. You’re completely in contact with it all. You’re in the scene, not just watching it anymore, and the sense of presence is overwhelming.”

Robert Pirsig – Zen and the art of motorcycle maintenance

Naar al mijn bijlessen ga ik op de fiets. Ook als het regent, hard waait, sneeuwt of hagelt. Als ik rond het spitsuur door het centrum van Arnhem fiets, ga ik altijd voorbij een eindeloze stroom auto’s in de file. Een eindeloze stroom, de mensen erin veilig, warm en droog.

Onderdeel zijn van de omgeving

Ik krijg de vraag heel vaak, vooral als het slecht weer is: “waarom ga je niet gewoon met de auto?”. Het klopt dat ik op de fiets ben overgeleverd aan het weer. Ik voel de regen, de wind, de hagel, omdat ik daadwerkelijk buiten ben. Waar mijn huid ophoudt, daar begint de buitenwereld.

Als mens zijn we door ons bewustzijn en ons (talige) denken vaak afgesneden van onze fysieke omgeving. We nemen iets waar en in plaats van het daarbij te laten, vinden we er gelijk iets van. In ons hoofd zijn we daardoor constant in het verleden of de toekomst en bijna nooit in het moment zelf.

Wiskunde om de wereld te begrijpen

Wiskunde is ook een taal waardoor we meer van de wereld kunnen begrijpen. Door de wiskunde kunnen we ook meer betekenis aan de wereld geven. Omdat we meer van de wereld begrijpen dan onze directe waarneming ons levert. De grondbeginselen van de wiskunde zijn eigenlijk niet meer dan een weergave de structuur waarin wij de werkelijkheid zien:

  1. Aritmetica, omdat we meerdere dingen tegelijk kunnen waarnemen en daarom kunnen tellen.
  2. Meetkunde, omdat we ook afstand en grootte waarnemen.
  3. Logica, omdat we vergelijkingen en relaties kunnen maken tussen de verschillende objecten die we waarnemen. 

Zijn op de fiets

Ik ben altijd al zo veel aan het denken. Op de fiets kan ik dat loslaten. Dan ben ik gewoon. Ik besta. Misschien meer zoals andere organismen de wereld ervaren, als een gegeven zonder daar met taal en abstracties betekenis aan te willen verlenen.

Al bijna vijf jaar doorkruis ik heel Arnhem op de fiets om wiskundebijles te geven aan middelbare scholieren van alle niveaus en jaarlagen. Naast wiskunde, filosofie en bergbeklimmen is fietsen dan ook een vast onderdeel van mijn leven geworden. Het is voor mij een soort moment van reflectie en bezinning. In navolging van Robert Pirsigs Zen and the art of motorcycle maintenance schrijf ik hier dan ook over wiskundige en filosofische bespiegelingen en fietsen. Ik laat mij telkens inspireren door een citaat uit dit boek.

De teksten in deze serie blogs zijn tot stand gekomen met behulp van Heleen Janssens / Schoonschrift.

Share Button

Over fietsen repareren, frustratie en kunnen leren

The real cycle you are working on is a cycle called yourself.

Robert Pirsig – Zen and the art of motorcycle maintenance

Ik heb drie fietsen: twee racefietsen en een mountainbike. Als er iets aan die fietsen kapot is, probeer ik dat altijd zelf te repareren. Dat lukt niet altijd meteen, met veel frustratie tot gevolg. Frustratie omdat ik niet precies weet hoe het zit, omdat ik me ergens in moet verdiepen, omdat ik alleen dan tot een oplossing kan komen. Maar frustratie betekent dat er een mogelijkheid is om iets nieuws te leren.

Leren is mogelijkheden creëren

Bij het repareren van mijn fietsen gaat het niet eens zozeer om de fiets. Door zelf te repareren heb ik aandacht voor mijn fiets. Ik leer hoe mijn fiets in elkaar steekt. Ik begrijp hoe de verschillende onderdelen met elkaar samenhangen. En telkens als ik iets nieuws leer, creëer ik daarmee een mogelijkheid om nog meer te leren. Eerst wist ik bijvoorbeeld alleen maar hoe ik mijn ketting weer op mijn fiets moest leggen. Vervolgens leerde ik om de ketting in te korten. Daarna leerde ik hoe ik de ketting opgespannen moet worden. Uiteindelijk kon ik dit steeds sneller, en ontdekte ik dat ik er meerdere gereedschappen voor kan gebruiken. Pas toen ik dit wist, kon ik precies begrijpen hoe de ketting onderdeel uitmaakt van het geheel van mijn fiets.

“Fiets” kan in dit verhaal ook vervangen worden door wiskunde. Mijn leerlingen moeten vaak allerlei wiskundeopdrachten maken, snappen niet waar ze mee bezig zijn en raken daardoor gefrustreerd. En die frustratie uit zich vrijwel altijd in dezelfde vorm: waarom moet ik dit leren? Wat heb je aan de ABC-formule? Of aan de stelling van Pythagoras? Of aan het bepalen van de afgeleide? Waarom leer je om hypothesen te toetsen?

Wiskunde leert je om creatief te denken

Het zal je misschien verbazen, maar wiskunde leert je om creatief te denken. Veel mensen denken dat wiskunde heel zwart-wit is. Dat er één goede manier is, en dat de rest fout is. Dat klopt niet. Zeker, er is correct en incorrect, maar er zijn veel verschillende manieren om wiskundige problemen op te lossen. De verschillende takken van de wiskunde komen bijvoorbeeld al met verschillende manieren om hetzelfde probleem op te lossen. Zo kun je iets algebraïsch oplossen, maar ook geometrisch. In die zin gaat het ‘leren’ van wiskunde niet om het opdoen van kennis. Het gaat om het aanleren van vaardigheden. Vaardigheden waar leerlingen niet direct iets aan hebben, en daarom ook niet direct nut van zullen inzien. Maar het leert ze wel iets, namelijk analyserend vermogen, probleemoplossend denken, begrip van hoe zaken in elkaar steken. En dat kunnen ze ook in hun dagelijks leven gebruiken. Bijvoorbeeld als er iets aan hun fiets kapot is. 

Al bijna vijf jaar doorkruis ik heel Arnhem op de fiets om wiskundebijles te geven aan middelbare scholieren van alle niveaus en jaarlagen. Naast wiskunde, filosofie en bergbeklimmen is fietsen dan ook een vast onderdeel van mijn leven geworden. Het is voor mij een soort moment van reflectie en bezinning. In navolging van Robert Pirsigs Zen and the art of motorcycle maintenance schrijf ik hier dan ook over wiskundige en filosofische bespiegelingen en fietsen. Ik laat mij telkens inspireren door een citaat uit dit boek.

Share Button

The corona crisis and our personal situation

How am I able to follow a rule? ” – If this is not a question about causes, then it is about the justification for my acting in this way in complying with the rule. Once I have exhausted the justifications, I have reached bedrock, and my spade is turned. Then I am inclined to say: “This is simply what I do.”

(Remember that we sometimes demand explanations for the sake not of their content, but of their form. Our requirement is an architectural one; the explanation a kind of sham corbel that supports nothing.)1

While the corona pandemic continues to sweep across the face of the Earth (the global infection rate is still increasing), the situation is changing for the better in some countries, such as in The Netherlands. The crisis is not over, but its status has changed since the first of June. Cafés, bars and restaurants reopened for the thirsty and the lonely, some people are more inclined to head out for social visits or simply to “shop till they drop”, while others go out unto the streets and parks to protest against social and racial injustice. Some are still only mildly irritated by the fact that they have to pick up a grocery basket at the local supermarket for just one loaf of bread and we all probably still find it mildly awkward not to shake hands when we introduce ourselves or not to hug when we meet a friend. A guess, while we all sanitize our hands more regularly then we used to, the situation is more or less getting back to “normal”, whatever this “normal” may be. The only new ‘rule’ we have to follow as an individual in the public sphere is the one and a half meter distance rule. And this is becoming a controversial rule. That the government at the moment is willing to implement this rule as law, is met with a lot of resistance, perhaps rightly so.

We are all relieved to regain much of our freedom after many of the restrictive measures were lifted at the beginning of this month. And while ‘freedom’ is a very important value, that the status of the corona situation is changing towards one of more freedom does not entail that we can therefore be more careless. With more freedom comes more responsibility, because the responsibility is shifting from political and governmental institutions towards civilians themselves. The ‘I cannot do this, otherwise I’ll get a fine’ becomes: ‘I am allowed to do this, but should I do this?’ We should keep in mind our less fortunate, less healthy fellow human beings. It is precisely because we are more free and more willing to implement our freedom by going out more into public places that we can be a threat to others who have a less healthy constitution. Our freedom can therefore cause others to feel less free than before to go out into the public sphere. And in a way, because they feel less free, they are less free. But it also goes the other way around. Freedom to move is beneficiary for your physical health and the feeling of freedom is beneficiary for your mental health. The absence of physical contact or at least the continued absence of social situations where your loved ones are in close proximity to you can cause emotional damage in the end. Therefore there is also a lot to say for the decision that has been made, the decision that people should now finally be more free to move around, not for economical reasons or for freedom itself, but precisely for health reasons.

Freedom and health are fundamental moral values. But there are other, equally important ones. Take for example the recent Black Lives Matter protests, supposedly endangering public health. In the course of history many people gave their lives for the value of equality and the idea of a just society and were willing to risk the lives of other people in their pursuit for attaining it. Can we blame them for taking such risks? If we do blame them, does the source of this blame and misunderstanding not simply lie in the fact that we are at liberty to not value those ideas as much as they do? If we do not feel injustice, if we do feel free, it makes sense to value health. Its the same mechanism of reasoning which underlies why the oppressed value justice and the unfree value freedom. For them, those values represent their most pressing concerns. We should not simply judge other people actions in the light of our own high held moral values.

But the problem is, of course, we see the world through our own perspective. I am even willing to say that we can never see the world in any other way. My situation is the only way through which I can (hope to) understand the situation of other people. We should be honest about this problem of subjectivity and accept the moral responsibility it entails. In this way, being responsible is something personal. We should ask ourselves a personal question when we are faced with the different reality the (post)coronacrisis creates: ‘How do I go about it?’

Wittgenstein says that any philosophical question is of this form: “I do not know my way about.2

The question of how we should continue going forward is exactly the kind of philosophical problem Wittgenstein is referring to. It is that do not know my way about it. Because our situation is our situation and we cannot, and should not (even if this was possible) generalize it. The feeling of needing to explain and justify your own actions in a certain moral situation comes from the generalization of your own situation. Most of the time we do this, because we are unaware of the fact that other people can have totally different fundamental moral values. We think we are getting somewhere by justifying our actions, while in fact we are creating a sham corbel. In the end, explanations and moral justifications stop, simply because they are based upon our values. If we’re honest we then acknowledge that we have reached bedrock, and can only say: ‘This is what I do.’

But does this really mean that the question: How can I go about it? with respect to discussions with other people is meaningless? I don’t think so. We should begin with the acceptance that it is necessarily our own situation that creates our perspective on the corona crisis and accept the limits of our own understanding of other people’s situation. Furthermore, I think the only way of going forward is to search for common ground, the same bedrock. Try to see if you could justify (only for yourself), your own actions based upon a different moral value. For instance, the fundamental value of the person who’s acting in a totally different way than you do. Because different kind of values are not mutually exclusive. Most of the time they represent merely a different perspective on the same problem. This can be a problem we all want to see fixed or go away: corona.

I am not advocating relativism here, but activism. I do not mean to say: we can never truly understand another’s perspective, another’s situation, therefore we should simply do as we think is best. It is meant as an honest acceptance of the situation the way only you can experience it. Based upon such acceptance we should take action. Not the action of discussion, but the action of trying to honestly understand one another. Not by being simply empathical without understanding. Understanding is a kind of rational empathy. It is an appeal to those fortunate to not just mindlessly indulge in their own privileged situation and withhold from such privilige to care for and try to better the situation of others. We have to understand each other, or at least try as hard as we can. Public debate can only go forward and be helpful if we do. Understanding can only be created, I think, when we are honest with ourselves. Acknowledge the fact of your own situation, that you are a worry-less teenager, the financial risk-taker, the entrepreneur, the sickly elder or their caretaker. Acknowledge the fact that you are just one citizen amongst millions.

Share Button

Corona statistics and reality

The more closely we examine actual language, the greater becomes the conflict between it and our requirement. (For the crystalline purity of logic was, of course, not something I had discovered; it was a requirement.) The conflict becomes intolerable; the requirement is now in danger of becoming vacuous. – We have got on to slippery ice where there is no friction, and so, in a certain sense, the conditions are ideal; but also, just because of that, we are unable to walk. We want to walk: so we need friction. Back to rough ground!’ 1

Since the beginning of the corona crisis, mathematics, especially statistical modeling, seems to have caught the public interest like never before. Talk of ‘flattening the curve’ probably made a lot of people reminisce what they did in high school during those lovely mathematics class hours. Perhaps it even made some people wish they had paid more attention to their teachers. 2 As a teacher of mathematics myself, I encourage any interest in mathematics and like the fact that more people are being remembered of mathematics and the value it has for society, but we need to be cautious. Mathematics can give us a false sense of security. The clarity of numbers and graphs can offer us a feeling of safety and hope. Currently, the corona-infection graphs show us that we are over the top of the bell-curve and on the downward slope towards an ever-declining daily infection-rate. We should, however, not blindly put our faith in those graphs that represent the amount of corona-infections. Neither in their power to be genuinely representative, nor in their predictive power. We have to understand the limits of those statistical models and the limits of mathematics as a whole.

A plethora of problems arises when relating mathematics to the natural world; imperfect models, observational noise, false negatives and positives, uncertainty of the initial condition, etc. All those problems allow for uncertainty and an exponential growth of that uncertainty over time, debilitating any predictive power. However, the most important problem is not one regarding prediction but one about representing reality. It is not the problem that when viewing reality from a mathematical perspective we are in danger of disregarding the complexity of the situation of corona in the natural world and the empirical reality it creates. To be considered is a fundamental problem, a problem impossible to solve or overcome, even in theory. It is the fact that any model, even if it is a perfect model, is merely a model.

Mathematical models are either an abstract interpretation of empirical reality, distilling certain structures out of it, or they are coherent systems with structures that may reflect those of the empirical reality they are meant to describe. Applicable to it, but independent from it. They are not the structures of empirical reality itself. Making the mistake that they are, creates the illusion that reality should follow those mathematical models and that we can therefore know the present and predict the future.

Confusion in this demarcation of mathematics as it relates to empirical reality, is the same kind of confusion that was being made in the first decades of twentieth century philosophy of language: confusion of how logic relates to language. The “crystalline purity of logic” represents Wittgenstein’s belief in the possibility of a normative reformation of language as a meaningful endeavor. This normative reformation of language was what he was trying to accomplish with his first masterpiece: the Tractatus Logico-Philosophicus, written during World War One. In this work, he develops a logical system which tries to mirror the structures of meaningful language and, parallel to it, the structures of empirical reality. Wittgenstein believed at that time that he was truly describing, analyzing the structures of meaningful language. However, what he was doing was creating a normative framework for language in order to be meaningful. His logical system was therefore a requirement, not a description of actual language. Actual language is much more complex, it does not follow one logical structure and sometimes the logic is very difficult to see or understand, if it is there at all. Think of poetry, prayers, emotive utterances, i.e. all instances of language that convey meaning in their own way. And even in those parts of language where the grammar’s logic is clear, we should not have the illusion that the logical structure trying to describe the grammatical structure are one and the same.

Statistical models that try to describe corona-infections create “conditions that are ideal”, in the sense that they create a clear picture and a path out of the current crisis. But we should be weary that those models don’t become vacuous so that we will be unable to walk on that path. If we have the illusion that they really are the descriptions of empirical reality and are not aware of the normative framework they place on that reality, we will create a dangerous dynamic. If we believe empirical reality corresponds to statistical models we could take measures and actions entirely based on them. Those actions will alter the empirical reality that corona creates itself and thereby change the correctness of the predictions those models offer for the worse. Human agency has the potential to be very disruptive for correctness of statistical models. If we all decide to stay at home tomorrow, we can. If we all decide to go to a party tomorrow, we can. We should keep our eyes open to the reality around us. Even if the numbers of the daily corona-infection are low, we should still wash our hands. Turn away when someone sneezes. Back to rough ground!

Deze tekst is eerder gepubliceerd op het filosofieplatform FutureBased.org

Share Button